21 december van het afgelopen jaar heeft de gemeenteraad de Regionale Energiestrategie (RES 1.0) vastgesteld. De RES 1.0 is een belangrijk document. Er staan zaken in die gevolgen hebben voor alle inwoners van Nederland en we gaan er de komende jaren steeds meer van merken. Vandaar dat ik jullie graag wat meer vertel over de belangrijkste punten.
Het belangrijkste doel van de RES 1.0 is dat ons land in 2050 klimaatneutraal zal zijn. Daarom heeft iedere regio zo’n document opgesteld waarin opgenomen staat hoe die regio een bijdrage levert aan de landelijke opgave. Klimaatneutraliteit betekent dat activiteiten geen positief of negatief effect hebben op het klimaat en dat er geen uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen is. ‘Het klimaat’ is trouwens de gemiddelde weerstoestand over de afgelopen 30 jaar.
Een ander doel van de RES is dat Nederland met behulp van de strategie in 2030, dus over 8 jaar, 49% minder van het broeikasgas koolstofdioxide (CO2) zal uitstoten dan in 1990. In 2050 moet de uitstoot van dit gas zelfs met maar liefst 95% zijn gedaald vergeleken met 1990. Dit is een ambitieus doel en om dit te bereiken zijn verschillende maatregelen nodig.
De maatregelen in de RES 1.0 gaan overigens niet over de volledige opgave die onze regio heeft op het gebied van duurzame energie. Zo hebben we tegelijkertijd de Transitievisie Warmte opgesteld en komt er nog apart beleid op het gebied van mobiliteit en industrie. Ook kernenergie, waar je de laatste tijd veel over leest, maakt geen deel uit van de RES 1.0.
Centraal in deze strategie staan wind- en zonne-energie. De landelijke opgave is dat er 35 miljard Terawatt-uur (TWh) aan duurzame elektriciteit moet worden opgewekt. Iedere regio levert met de eigen RES 1.0 een bijdrage aan deze opgave. In onze regio gaat het om een totaal van 2 TWh aan duurzame opwek. Ter vergelijking: 2 terawatt-uur is 2 miljard kilowatt-uur en een gemiddeld huishouden verbruikt per jaar ongeveer 2730 kilowatt-uur. De 2 TWh in onze regio moet volledig worden behaald binnen de aangewezen gebieden met behulp van wind- en zonne-energie.
Maar waar moet deze opwek van elektriciteit dan plaatsvinden? Specifiek voor zonne-energie is in ieder geval de zogeheten zonneladder geïntroduceerd. Dit gebruikt de regio als afwegingskader om te bepalen waar zonnepanelen mogen komen. Zonnepanelen op (grootschalige)daken van gebouwen hebben als eerste de voorkeur. Daarna panelen op ongebruikte terreinen in bebouwd gebied (braakliggende grond) en in bermen van autowegen en het spoor. Pas als laatste komt aan de orde het plaatsen van zonnepanelen op landbouwgronden.
GBV vindt het in ieder geval positief dat zonnepanelen op daken de voorkeur verdienen. De openbare ruimte is immers schaars en als panelen op (bestaande) daken geplaatst worden nemen ze ieder geval zo min mogelijk van deze al beperkte ruimte in. De verwachting is dat de maatregelen die in de RES zijn opgenomen ervoor zorgen dat we in onze regio de 2 TWh halen.
Waar GBV bij de behandeling aandacht voor heeft gevraagd is dat we in de krant en op andere plekken in het nieuws gelezen hebben dat het elektriciteitsnet op veel plekken in Nederland al vol zit. In de RES staat dit apart vermeld. Sommige grootverbruikers van elektriciteit kunnen niet zonder meer worden aangesloten op het elektriciteitsnet. Meer kabels trekken om het probleem op te lossen gaat nog lang duren, begrijpen wij ook uit het nieuws. Daarom hebben we in ons verhaal aangegeven dat dit een groot probleem is waarvoor een integrale aanpak nodig is van de betrokken overheden samen met de elektriciteitsmaatschappij. Anders kunnen de mooie ambities die in de RES 1.0 staan genoemd nog wel eens niet realiseerbaar blijken te zijn.
Jurre van der Velden
Waarnemend Fractievoorzitter GBV
Afbeelding: Nationaal Programma Regionale Energie Strategie